23323 |
joden |
joden:
judde (L431p Dieteren)
|
joden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
het kintj is nog jonk (L431p Dieteren)
|
jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)]
III-2-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
jonk (L431p Dieteren)
|
jong (ve dier) [SGV (1914)]
III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L431p Dieteren),
baggen (mv.):
baqǝ (L431p Dieteren)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gęi̯skǝ (L431p Dieteren),
gɛnskǝ (L431p Dieteren)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
lam:
lāu̯m (L431p Dieteren)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pø̜l (L431p Dieteren)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (L431p Dieteren),
jung (L431p Dieteren),
jòng (L431p Dieteren),
jongetje:
cf. VD s.v. "jonkske
jüngske (L431p Dieteren)
|
(meisje;) Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)] || jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
jong:
jung (L431p Dieteren),
liefste:
leefste (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)], [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
jong:
jung (L431p Dieteren),
liefste:
leefste (L431p Dieteren)
|
Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|