e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinnen pinnen: penǝ (Dilsen), penǝn (Dilsen) Het leer door middel van houten pennen machinaal of met de hand bevestigen. [N 60, 148a] II-10
pinrasp pinrasp: pinrasp (Dilsen) De rasp die men gebruikt om de uiteinden van de pennen aan de binnenkant van de schoen weg te raspen. Zie afb. 66. [N 60, 118d] II-10
pinstokken (voor de slee) pelen: pelən (Dilsen), pikken: peeken (Dilsen) Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)] III-3-2
pit, kern van fruit keets: kidž (Dilsen), kering: kiəreŋ (Dilsen) [RND 08] [ZND m] I-7
plaatleest plaatleest: plātlīst (Dilsen) De houten leest die aan de onderzijde met een ijzeren plaat is beslagen. "De voor blokwerk gebruikte leesten zijn met ijzer beslagen, daar hier in tegenstelling met het schootwerk uitsluitend met spijkers gewerkt wordt, die nu op de ijzeren plaat afstooten. In deze beschermingsplaat zijn drie gaten, een midden onder de zool, een onder de hak en een in het geleng. Deze dienen om met groote spelnagels de binnenzool voorlopig vast te slaan op de leest." (Directie, pag. 303). [N 60, 189a] II-10
plakken vastplekken: vastplɛkǝn (Dilsen) Het vastkleven van de voering en het leer aan het stuk waaraan men het later zal vaststikken. "Het plakken geschiedt door een vrouwelijk arbeider te huis of op de werkplaats. Voering en leer worden zorgvuldig tezamen genomen en met stijfsel, lijm en of zeep vastgekleefd aan het stuk, waaraan het later zal worden vastgestikt." (Directie, pag. 298). [N 60, 49] II-10
plank plank: plaŋk (Dilsen) In het algemeen een stuk hout waarvan de breedte groter is dan de dikte en de lengte groter dan de breedte. Bij de timmerman heeft het woord plank daarnaast ook nog een meer specifieke betekenis. Het is doorgaans een geschaafd en van messing en groef voorzien stuk hout, dat vaak nog een bepaalde afmeting heeft, namelijk in de breedte tussen 10 en 17.5 cm (4 en 7 duim) en in de dikte tussen 2 en 2.5 cm (0.75 en 1 duim) (Van de Watering, pag. 13). Zoɛn zijdelingse groef in vloerplanken werd in Meeswijk (L 424) en Valkenburg (Q 101) een klik (klek) genoemd. Een ɛdeelɛ is een in de lengte uit een boomstam gezaagd, plat stuk hout, dat nog niet geschaafd is.' [N 50, 73k; N 50, 74b; L 33, 22; L 40, 56; monogr.] II-12
planten water geven bespuiten: bespuiten (Dilsen), gieten: geten (Dilsen) de planten gieten [N 71 (1975)] || Hoe noemt u: het geven van water aan de planten (gieten?) [N 73 (1975)] III-2-1
platte rasp platte rasp: platte rasp (Dilsen) Rasp met platte vlakken. Zie afb. 55. [N 60, 118c] II-10
plicht wat hij moet doen: he doet wat hi moat doan (Dilsen) Hij doet zijn plicht. [ZND 33 (1940)] III-1-4