31909 |
schietbeitel |
schietbeitel:
šēt˱bęjtǝl (L421p Dilsen),
šīǝt˱bęjtǝl (L421p Dilsen)
|
Houtbeitel met een vrij dik en smal beitelblad, dat aan de voorkant een smalle, schuingeslepen zijde heeft. De schietbeitel wordt gebruikt voor het kappen van smalle gaten, bijvoorbeeld voor houtverbindingen. Zie ook afb. 66. [N 47, 11d; N 53, 38; monogr.]
II-12
|
20687 |
schijf braadspek |
braai:
braai (L421p Dilsen)
|
schijf braadspek [Goossens 2c (1963)]
III-2-3
|
34271 |
schijten |
kakken:
kakǝ (L421p Dilsen),
schijten:
šȳi̯.tǝ (L421p Dilsen)
|
Vaste ontlasting hebben, gezegd van vee. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
30839 |
schimmelen |
schimmelen:
sxømǝlǝ (L421p Dilsen)
|
Met schimmel bedekt raken, beschimmelen, gezegd van het vetleer. "Leder, in vochtige plaatsen opgestapeld, is blootgesteld aan beschimmeling, die het weefsel soms volledig vernietigt, gemakkelijk doet scheuren en breken. Om de schimmel van bovenleder te verwijderen, dient men het aan de lucht bloot te stellen; indien de slechte weersgesteldheid zulks niet toelaat, moet men het leder in verwarmde plaatsen onderbrengen, om het aldus te drogen." (Aras II, pag. 122-123). [N 60, 12]
II-10
|
21244 |
schip |
schip:
schip (L421p Dilsen),
sip (L421p Dilsen),
sxɛp, twi sxīɛp (L421p Dilsen),
ši.əp (L421p Dilsen)
|
een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)] || schip [RND] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
šipər (L421p Dilsen)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
šōn (L421p Dilsen)
|
schoen [ZND m]
III-1-3
|
18466 |
schoenborstel |
uitpoetsborstel:
oetpoetsbêûstel (L421p Dilsen)
|
De borstel voor het poetsen? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18465 |
schoenen poetsen |
laatste oppoets:
leste oetpoets (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u een laatste poetsbewerking van de schoen met borstels en zachte doeken om hem zijn diepste glans te geven? (ophalen, siffen?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
31122 |
schoenenophaler |
loopjong:
lǫwpjoŋ (L421p Dilsen)
|
De persoon die, door de baas uitgezonden, op het eind van de week de verschillende schoenmakers afgaat om gemaakte schoenen mee naar de winkel te nemen. [N 60, 218b]
II-10
|