e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handvol handvol: hampfel (Doenrade, ... ) de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)] III-4-4
handzaag, sint-jozefzaag fok(s)zwans: fǫk˲žwans (Doenrade) Handzaag, waarvan het blad vanaf het handvat geleidelijk smaller uitloopt. De handzaag wordt voor alle voorkomende zaagwerkzaamheden gebruikt. Zie ook afb. 12. [N 53, 2; N G, 23a; monogr.; N 33, 330; L 8, 101, add.; div.] II-12
handzeef zeef: zēf (Doenrade) De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.] I-4
handzijde handzij(de): hanjtjzi (Doenrade) Getwijnde, stevige, maar stugge draad, gebruikt voor huishoudgoed. [N 59, 7c] II-7
hangen hangen: hange (Doenrade) hangen [SGV (1914)] III-1-2
hansworst aansteller: aansjtèller (Doenrade) iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)] III-1-4
hard schreeuwen hel schreeuwen: hèl sjreewe (Doenrade) hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)] III-3-1
hard, luid hel: helle (Doenrade), hèl (Doenrade) hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)] || luid [SGV (1914)] III-4-4
hard, snel vliegen hel vliegen: hèl vleege (Doenrade), vaart hebben: vaart hubbe (Doenrade) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: hard, snel vliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
harde puntslag van een priktol geraakt (volt.deelw.): geraakt (Doenrade) Een harde puntslag van een priktol op een andere die ligt of draait [pramooi, pikadder, pug, peg, punk, piek, piko, keek, mok]. [N 88 (1982)] III-3-2