e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hevige slag kladderdats: kladderdeatsj (Doenrade) een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)] III-4-4
hiel hak: hak (Doenrade, ... ), vers: vêsj (Doenrade, ... ) hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] III-1-1
hiel (26) vas: veaesj (Doenrade) vers III-3-2
hielpand vers: vę̄š (Doenrade) Het gedeelte van het boventuig dat de achterkant van de voet, het achterste deel van de zijkant van de voet en de bovenkant van de wreef bedekt. Zie afb. 18. [N 60, 17; N 60, 28] II-10
hielpand [wld ii.10, p. 24] vers: véésj (Doenrade) Hoe noemt u het gedeelte van de schoen dat afgebeeld is op tek. 17? (hiel) [N 60 (1973)] III-1-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: he aardt nao zie vader (Doenrade) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen hijgen: hiegə (Doenrade) Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen rochelen: rochelə (Doenrade) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2
hinderen hinderen: hinjere (Doenrade) hinderen [SGV (1914)] III-3-1
hinkelblokje huppelsteen: maar meestal hebben ze geen bepaalde naam, stukje lei of een platte steen  hoppelstēin (Doenrade) hinkelblokje [VC 10] III-3-2