e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huishouden huishouden: hoeshaw(t)e (Doenrade) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huisjesslak slak: sjlèk (Doenrade), ideosyncr.  slek (Doenrade), WLD  sjlèk (Doenrade) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] III-4-2
huismus, mus mus: mösj (Doenrade) musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vleìg (Doenrade) vlieg [SGV (1914)] III-4-2
huiszegen huiszengen: hoeëszaenge (Doenrade) De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)] III-3-3
huiveren schuiveren: sjøvere (Doenrade) huiveren [SGV (1914)] III-1-2
hulp vragen hulp vragen: hulpvraogə (Doenrade) iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)] III-3-1
hulp, bijstand hulp: hulp (Doenrade) de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)] III-1-4
hulst hulst: huls (Doenrade), WLD  huls (Doenrade) De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)] III-4-3
huppelen huppelen: huppelə (Doenrade) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] III-1-2