19673 |
huishouden |
huishouden:
hoeshaw(t)e (Q027p Doenrade)
|
huishouden [SGV (1914)]
III-2-1
|
24376 |
huisjesslak |
slak:
sjlèk (Q027p Doenrade),
ideosyncr.
slek (Q027p Doenrade),
WLD
sjlèk (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
mösj (Q027p Doenrade)
|
musch [SGV (1914)]
III-4-1
|
24389 |
huisvlieg, vlieg |
vlieg:
vleìg (Q027p Doenrade)
|
vlieg [SGV (1914)]
III-4-2
|
23732 |
huiszegen |
huiszengen:
hoeëszaenge (Q027p Doenrade)
|
De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17997 |
huiveren |
schuiveren:
sjøvere (Q027p Doenrade)
|
huiveren [SGV (1914)]
III-1-2
|
21807 |
hulp vragen |
hulp vragen:
hulpvraogə (Q027p Doenrade)
|
iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18936 |
hulp, bijstand |
hulp:
hulp (Q027p Doenrade)
|
de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24572 |
hulst |
hulst:
huls (Q027p Doenrade),
WLD
huls (Q027p Doenrade)
|
De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
huppelə (Q027p Doenrade)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|