e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koude noordenwind, bijs koude wind: eine kawwe wèndj (Doenrade) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
kous: algemeen hoos: hoas (Doenrade) kous [SGV (1914)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Doenrade), kouteren: kō ̞u̯tǝrǝ (Doenrade) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte bohei (rh.): beheij (Doenrade, ... ) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)] III-1-4
kraag kraag: kraag (Doenrade), krāx (Doenrade) Deel van een kledingstuk. De omgevouwen of opstaande rand langs de halsopening van een jas, japon, overhemd enz. [N 62, 31c; MW; monogr.] || Hoe noemt U: de kraag [N 62 (1973)] II-7, III-1-3
kraagmantel pelerine (<fr.): perlien (Doenrade) een ouderwetse kraagmantel (pellerine?) [N 59 (1973)] III-1-3
kraagpunt haak: hǭk (Doenrade) Het spits toelopende uiterste deel van de legger van de kraag aan de schouderzijden, haaks op de revers. [N 59, 122b] II-7
kraakbeen knoers/knors: knooisj (Doenrade) kraakbeen [SGV (1914)] III-1-1
kraanvogel kroenekraan: kroenekraan (Doenrade) kraanvogel [SGV (1914)] III-4-1
krabben dabben: dabbe (Doenrade), kratsen: kratse (Doenrade) krabben [SGV (1914)] III-1-2