20309 |
meisje |
meidje:
mēͅtjə (Q027p Doenrade),
mêtje (Q027p Doenrade)
|
meisje [SGV (1914)] || meisje; Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
meidje:
heͅt mēͅtjə (Q027p Doenrade),
maedje (Q027p Doenrade)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
aanstaande:
ānštōͅndə (Q027p Doenrade),
meidje:
maedje (Q027p Doenrade)
|
(Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? [DC 05 (1937)] || verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18125 |
melaatsheid |
melaatsheid:
melaatsheet (Q027p Doenrade)
|
Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20970 |
melig |
melig:
WLD
méélich (Q027p Doenrade),
murg:
múrg (Q027p Doenrade)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (Q027p Doenrade)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zii̯ǝ (Q027p Doenrade)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
24808 |
melkdistel |
dauwdistel:
WLD melkdistel (sonchus oleacus)
doedistel (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
distel:
distel (Q027p Doenrade),
WLD
distel (Q027p Doenrade)
|
melkdistel [N 92 (1982)] || Melkdistel (sochus oleraceus 20 tot 100 cm groot. De bladeren zijn meestal ingesneden en de stengel omvattend, zacht stekelig getand, dofgroen van kleur. De bloemhoofdjes zijn klein, de bloemen zijn lichtgeel. Bloeitijd van juni tot oktober (zijdistel, [N 92 (1982)] || Melkdistel (Sochus oleraceus) [N 92 (1982)]
I-7, III-4-3
|
33554 |
meloen |
meloen:
meloen (Q027p Doenrade),
WLD
meloen (Q027p Doenrade)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meenə (Q027p Doenrade)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|