24216 |
nestelen |
bouwen:
boewe (Q027p Doenrade),
boeë (Q027p Doenrade),
bouwen (Q027p Doenrade),
timmeren:
tummerə (Q027p Doenrade)
|
een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24217 |
nestkastje |
broedkastje:
bruikesjke (Q027p Doenrade),
nestkastje:
nieskeske (Q027p Doenrade),
vogelhuisje:
vogelhuske (Q027p Doenrade)
|
vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)]
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
vlug:
flök (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
vlūk (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade)
|
in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
17608 |
neus |
neus:
naas (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
tip:
tøp (Q027p Doenrade)
|
Het voorste deel van de schoen dat de tenen omsluit. [N 60, 25; N 60, 23a] || neus [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
II-10, III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
tip:
tup (Q027p Doenrade),
Neus.
tup (Q027p Doenrade)
|
Het voorste deel van de schoen, dat de tenen omsluit (neus, neuslap) Zie tek. 23. [N 60 (1973)] || Het voorste gedeelte van het overleer: de neus met de vleugels (voerblad, voorst, veursten?) Zie tek. 23. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
22200 |
neusopening (6) |
naaslok:
naasloak (Q027p Doenrade)
|
neuslok
III-3-2
|
20482 |
nicht |
nicht:
next (Q027p Doenrade)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24716 |
niet gedijen |
slecht wassen:
WLD
sjlèch wassə (Q027p Doenrade)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
29102 |
niet gladzittende zak |
knoei:
knōj (Q027p Doenrade)
|
Zak die door verschillende oorzaken niet glad zit. [N 59, 104]
II-7
|
18801 |
niet helder van geest |
onnozel:
onneuzel (Q027p Doenrade)
|
niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|