e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opbrengst opbrengst: opbréngs (Doenrade) dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)] III-3-1
opeenschuiven opeenschuiven: opeesjuuvə (Doenrade) stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)] III-1-2
openbare verkoop veiling: veiling (Doenrade), verkoop: vèrkoop (Doenrade) een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)] III-3-1
openbare weg baan: baan (Doenrade) een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)] III-3-1
opening in een galmgat schallok: sjallaok (Doenrade) Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)] III-3-3
opereren opereren: opererə (Doenrade) Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
opgezette zak opgestikte tas: opgesjtikde tesj (Doenrade) een opgezette zak (opgezette zak of tes, stölpzak) [N 59 (1973)] III-1-3
opgooien (tossen) opsmijten: opsjmiete (Doenrade), opwerpen: opwerpe (Doenrade) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
ophanger strop: sjtröp (Doenrade), štrø̜p (Doenrade) het lusje waarmee men de jas kan ophangen [N 59 (1973)] || Het lusje waarmee men de jas kan ophangen. [N 59, 125; Gi 1.IV, 37] II-7, III-1-3
ophitsen ophitsen: ophitzə (Doenrade), opstoken: opsjtukə (Doenrade) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4