e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheef, niet recht scheef: sjeef (Doenrade), sjeif (Doenrade), schuins: sjeuns (Doenrade), sjeúns (Doenrade) van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)] III-4-4
scheel scheel (bn.): sjéél (Doenrade, ... ) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1
scheen scheen: sjeen (Doenrade), sjieen (Doenrade) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
scheepje voor de wierook scheepje: sjieëpke (Doenrade) Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
scheermes scheermes: sjeermèts (Doenrade) een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)] III-1-3
schei schei: š˙ęi̯ (Doenrade) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
scheidingswand tussen verschillende hokjes in een duivenmand schotje: sjotjes (Doenrade) Hoe heet verder in Uw dialect: scheidingswand tussen verschillende hokjes? [N 93 (1983)] III-3-2
schelden, schimpen schampen: sjampe (Doenrade), sjampə (Doenrade), schelden: sjeje (Doenrade), sjelje (Doenrade) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schelm batraaf: batteraaf (Doenrade) een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] III-1-4
schenkel bats: bats (Doenrade), beenschijf: beensjīēf (Doenrade), knook: knoak (Doenrade), schenk: sjènk (Doenrade), sjénk (Doenrade) schenkel [SGV (1914)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] III-2-3