e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schol schol: sjôl (Doenrade) Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] III-2-3
schommel schokkel: sjokkel (Doenrade, ... ) Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || schommel [SGV (1914)] III-3-2
schommelen schokkelen: sjokkele (Doenrade) Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schoolhoofd hoofd: hoof (Doenrade) het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] III-3-1
schoolopziener schoolopziender: sjooelopziender (Doenrade) schoolopziener [SGV (1914)] III-3-1
schoondochter schoondochter: nu gebr.  šōndoͅxtər (Doenrade), snaar: gebr. door oude mensen  snōͅr (Doenrade) schoondochter [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonmoeder schoonmoeder: šōnmōdər (Doenrade) schoonmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonouders schoonouders: šōnau̯ərs (Doenrade) schoonouders [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonvader schoonvader: šōnvādər (Doenrade) schoonvader [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzoon eidam (du.): ɛi̯əm (Doenrade) schoonzoon [DC 05 (1937)] III-2-2