e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spaarpot spaarpot: sjaarpot (Doenrade) de pot waarin geld wordt gespaard [spaarpot, spaarspot, ponk] [N 89 (1982)] III-3-1
spade, spitschop graafschup: grāf[schup] (Doenrade), schup: šø̜p (Doenrade) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spannen spannen: sjpanne (Doenrade) spannen [SGV (1914)] III-1-2
spanriem spanriem: španrę̄m (Doenrade) De leren riem waarmee men de te bewerken schoen of het schoenonderdeel vastklemt op de knie door middel van de voet. [N 60, 57] II-10
spar spar: sjpar (Doenrade) De spar (i.h.b. de fijnspar, zilverspar) (spar, mast). [N 82 (1981)] III-4-3
sparen sparen: sjpaarə (Doenrade) bewaren, niets opmaken, om zijn bezit te vergroten [sparen, muiken] [N 89 (1982)] III-3-1
spartelen spartelen: sjpartele (Doenrade) spartelen [SGV (1914)] III-1-2
spatader spat: sjpat (Doenrade), spatader: sjpataor (Doenrade) spatader [SGV (1914)] || Spatader: plaatselijk uitgezette ader met dikke blauwachtige knobbels; blijvende uitzettting van een ader vooral in de benen (spat, ader, spatader, puilader, aderspat). [N 84 (1981)] III-1-2
spatten spatten: sjpatte (Doenrade, ... ), spetteren: sjpetterə (Doenrade) in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)] III-4-4
speciale lokroepen kom, kom: koom koom (Doenrade), kom, kom, kom: Opm. v.d. invuller: zit(ten)de duif/duiven eenmaal op het dak, dan wordt er ook vaak tegen ze gepraat in de zin van "alè jong wattunks dig, zòste neet èns i-komme"of "würt t dich neet ûs tiët"enz. ("op het hok"wordt veel "met"de duiven gepraat).  kom-kom-kom (Doenrade) Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)] III-3-2