18390 |
speld |
spang:
špaŋ (Q027p Doenrade),
spangetje:
špɛŋskǝ (Q027p Doenrade)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
spangen:
špaŋǝ (Q027p Doenrade),
toespangen:
tušpaŋǝ (Q027p Doenrade)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
naaldenkussen:
nǭjǝkø̜sǝ (Q027p Doenrade),
spangenkussen:
špaŋǝkø̜sǝ (Q027p Doenrade)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
sjpieele (Q027p Doenrade)
|
spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
22101 |
spelen voor een prijs |
voor prijs spelen:
vur pries sjpiele (Q027p Doenrade)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: spelen voor prijs? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partijtje:
partieke (Q027p Doenrade),
potje:
pøͅtjə (Q027p Doenrade),
spelletje:
sjpeͅlkə (Q027p Doenrade)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
afzetten:
aaf zètte (Q027p Doenrade),
aafzitte (Q027p Doenrade),
spenen:
sjpiènə (Q027p Doenrade)
|
Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2, III-3-2
|
17719 |
sperma |
sperma:
sjpèrma (Q027p Doenrade)
|
Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33513 |
sperziebonen |
breekbonen:
WLD
braekbōēn (Q027p Doenrade),
prinsessenbonen:
prinsesse boéan (Q027p Doenrade)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
20535 |
spetteren |
kissen:
kiosjè (Q027p Doenrade),
snirken:
sjnirkə (Q027p Doenrade)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|