24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
schui-et (P115p Duras)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
lūpǝ (P115p Duras)
|
Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9
|
18918 |
lui |
lui:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
luië (P115p Duras)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
mensen:
minsən (P115p Duras)
|
mensen [RND]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
grijnzen:
ook materiaal znd 28, 53
grinsen (P115p Duras)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
de klok lut (P115p Duras)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
’t lut ver de mes (P115p Duras)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
19029 |
luilak |
luierik:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
lui-e-rik (P115p Duras)
|
luilak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
goet lui-es-te-ren (P115p Duras)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
leun:
løjn (P115p Duras),
spie/spij:
spē̜ (P115p Duras)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|