25770 |
uitslaan |
afschrijven:
āfšrīvǝ (L381p Echt)
|
Een tekening maken op ware grootte van een kar- of wagenmodel of de onderdelen daarvan. Zie ook het lemma ɛwerktekeningɛ in de paragraaf over de meetwerktuigen, pag. 75.' [N G, 20a]
II-12
|
34590 |
uitstekende delen van de trekschei |
pennen:
(enkelv)
pɛn (L381p Echt)
|
De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c]
I-13
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutelen:
pęrskøtǝlǝ (L381p Echt)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
koeflat:
kuflat (L381p Echt),
koeflater:
kuflātǝr (L381p Echt),
koeflats:
kuflats (L381p Echt)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
34061 |
vaars |
maal:
mǭl (L381p Echt),
rind:
rɛntj (L381p Echt),
vaars:
vē̜s (L381p Echt),
vɛs (L381p Echt)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) invamen:
ęjn nǭltj envē̜mǝ (L381p Echt),
door die naalde krijgen:
dōr di-j nǭlj krīgǝ (L381p Echt),
vamen:
vē̜mǝ (L381p Echt)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
29067 |
vals splitje |
oversplitje:
ø̜̄vǝrspletjǝ (L381p Echt)
|
Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b]
II-7
|
29036 |
valse glans |
persglans:
pęrsglans (L381p Echt)
|
Valse glans, door persen ontstaan. [N 59, 80b]
II-7
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L381p Echt)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
34297 |
varken |
kuus:
kys (L381p Echt),
varken:
vɛrkǝ (L381p Echt),
vɛrkǝn (L381p Echt),
vɛrǝkǝ (L381p Echt),
varkentje:
vɛrkskǝ (L381p Echt)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|