e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L381p plaats=Echt

Overzicht

Gevonden: 1376
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breedte breedte: brędjǝ (Echt) Benaming voor een horizontaal genomen maat, voor of achter, in het bijzonder als tweede lid van samenstellingen als rugbreedte en armbreedte. [N 59, 45a; N 62, 2b; N 59, 44a] II-7
brem brem: bröm (Echt) brem III-4-3
breukeling breukeling: brø̄̄kǝleŋ (Echt) Mislukte pan, pan van tweede soort. [monogr.] II-8
breuklijn breuk: brø̜̄k (Echt) De lijn waarlangs een omvallende kraag dubbel valt. [N 59, 123c] II-7
briesen briesen: brisǝ (Echt) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: brø̄i̯ǝ (Echt) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren brok: brok (Echt), klok: klok (Echt) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broedhen broedheks: brø̄i̯hɛks (Echt) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broeds broeds: brø̄ts (Echt) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broekenmaker boksenmaker: boksǝmē̜kǝr (Echt) Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b] II-7