e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L381p plaats=Echt

Overzicht

Gevonden: 1376
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neerslager afdrager: āf˱drē̜.gǝr (Echt) Arbeider die de gevulde vormbakken omkeerde op de droogplaats. [N 98, 97; monogr.] II-8
nestei nestei: ɛstęi̯ (Echt) Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.] I-12
nestelgaatje (bij knoopsgat) oogje: ø̜jxskǝ (Echt) Het peervormige gaatje aan de voorkant van een knoopsgat. [N 59, 140] II-7
netmaag bladermaag: blāi̯ǝrmāx (Echt) De tweede maag van de koe, de langwerpige maag. [N 28, 81; A 9, 11b] I-11
niet drachtig gust: gøs (Echt) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
niet glad hangen flodderen: flodǝrǝ (Echt) Het niet glad afhangen van het colbert onder in de ronding. [N 59, 96; N 59, 104] II-7
niet gladzittende zak meelzak: mē̜lzak (Echt) Zak die door verschillende oorzaken niet glad zit. [N 59, 104] II-7
nijptang pitstang: petstaŋ (Echt) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
nok nok: nok (Echt), vorst: vēs (Echt) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
olielamp licht: løx (Echt  [(id)]  ) De olielamp die tijdens het inzetten in de oven werd geplaatst. [monogr.] II-8