29726 |
neerslager |
afdrager:
āf˱drē̜.gǝr (L381p Echt)
|
Arbeider die de gevulde vormbakken omkeerde op de droogplaats. [N 98, 97; monogr.]
II-8
|
34521 |
nestei |
nestei:
ɛstęi̯ (L381p Echt)
|
Een nestei is het ei dat men bij het wegnemen van de eieren van de kippen in het nest laat liggen, opdat er andere bij gelegd worden. Soms gebruikt men een ei van kalk, porcelein of gips, soms een vuil ei. [S 25; monogr.]
I-12
|
29090 |
nestelgaatje (bij knoopsgat) |
oogje:
ø̜jxskǝ (L381p Echt)
|
Het peervormige gaatje aan de voorkant van een knoopsgat. [N 59, 140]
II-7
|
34104 |
netmaag |
bladermaag:
blāi̯ǝrmāx (L381p Echt)
|
De tweede maag van de koe, de langwerpige maag. [N 28, 81; A 9, 11b]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
gust:
gøs (L381p Echt)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
29100 |
niet glad hangen |
flodderen:
flodǝrǝ (L381p Echt)
|
Het niet glad afhangen van het colbert onder in de ronding. [N 59, 96; N 59, 104]
II-7
|
29102 |
niet gladzittende zak |
meelzak:
mē̜lzak (L381p Echt)
|
Zak die door verschillende oorzaken niet glad zit. [N 59, 104]
II-7
|
30857 |
nijptang |
pitstang:
petstaŋ (L381p Echt)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
30213 |
nok |
nok:
nok (L381p Echt),
vorst:
vēs (L381p Echt)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
19546 |
olielamp |
licht:
løx (L381p Echt
[(id)]
)
|
De olielamp die tijdens het inzetten in de oven werd geplaatst. [monogr.]
II-8
|