e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Egchel

Overzicht

Gevonden: 570
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mierenhoop mierenbocht: idiosyncr.  mierebōōg (Egchel) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mist, nevel (alg.) mist: mist (Egchel) mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] III-4-4
moeras ven: ven (Egchel) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moestuinx hof: hōf (Egchel) [N 05A (1964)] I-7
mof mof: móf (Egchel) mof, koker van bont waarin met beide handen steekt [mof, moef, sjtoek] [N 23 (1964)] III-1-3
motregen, fijne regen motregen: motregen (Egchel), smoezel: sjmōēzel (Egchel) motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen siebelen: ziebelen (Egchel), ’t begint te ziebelen (Egchel), smoezelen: sjmoezelen (Egchel), ’t begint te sjmōēzelen (Egchel) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] III-4-4
mouwschort mouwscholk: mousjolk (Egchel) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
muiltje insteker: ìnstékers (Egchel) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
mulle grond moudegrond: mau̯wgroŋk (Egchel) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8