e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel bergje: bɛrxskǝ (Eigenbilzen), heuvel: jyvǝl (Eigenbilzen) Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22] I-8
heuvel, kleine hoogte bergje: ə bergskə (Eigenbilzen), heuvel: nən jefvəl (Eigenbilzen), hoogte: wat ⁄n heegtə (Eigenbilzen) heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel vers: vjas (Eigenbilzen) hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): contrefour (Eigenbilzen, ... ), vers: vjos (Eigenbilzen) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] || Leer dat in de schoen gezet wordt als deze van binnen aan de hiel is doorgesleten (spoorleer?) [N 60 (1973)] III-1-3
hiernamaals hiernamaals: hijnoamoals (Eigenbilzen) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: he aot no zə vader (Eigenbilzen) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen hijgen: hijgen (Eigenbilzen) Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen reutelen: rjettelen (Eigenbilzen), snakken: hé snak (Eigenbilzen) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] || Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hik hik: den hik (Eigenbilzen) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelblokje hinkblok: hinkblok (Eigenbilzen) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2