e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knikkers laten rollen: knikkeren klitsen: klitsen (Eigenbilzen) Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten stuiteren raken: (raoke) (Eigenbilzen), schieten: shiete (Eigenbilzen), stuiteren: stuiteren (Eigenbilzen) knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen] [N 112 (2006)] III-3-2
knikkertermen bijlang: Zèt zn klitse mêr treg in de pot want de bès kpot de mus bieleng.  bieleng (Eigenbilzen) ne Term bij het knikkeren, terug aan de lijn beginnen. III-3-2
knikkerzakje klitsenbuidel: Vrigger haoë vr es vr noa shoal gonge alteed ne klitsebeel aon de bruksriem onner ozze jas vas gebonne, de mèèster moch dat nie zien.  klitsebeel (Eigenbilzen) Knikkerzakje. III-3-2
knipogen een oogje pitsen: n ejgskə pitsən (Eigenbilzen) knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1
knippatroon patroon: patroon (Eigenbilzen) Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.] II-7
knippen, snijden op maat snijden: op mǭt snęjǝ (Eigenbilzen) Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW] II-7
knobbelzwaan wilde zwaan: wul zwoan (Eigenbilzen) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1
knoeien, morsen, bevuilen begaden: bəgaojən (Eigenbilzen), besmodderen: bəsmoddərən (Eigenbilzen) bevuilen [ZND 32 (1939)] III-4-4
knoflook bol look: ənə bol lwək (Eigenbilzen) look [ZND 01 (1922)] I-7