e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderhemd hemd: hemə (Eigenbilzen), himme (Eigenbilzen) Onderhemd voor mannen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van mannen? [DC 62 (1987)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk onderrok: onderrok (Eigenbilzen) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkussen, peluw hoofdpulm: heͅi̯tpi̯əleŋ (Eigenbilzen), peluw: pjulling (Eigenbilzen) het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || Langwerpig, rond onderkussen onder het hoofdkussen (peul, pulling, uppeling, kopkussen) [N 79 (1979)] III-2-1
onderlip onderlip: onderlip (Eigenbilzen), onnerlip (Eigenbilzen, ... ) onderlip [N 10b (1961)] || Onderlip (onderlip, onderste lip) [N 106 (2001)] III-1-1
ondermouw ondermouw: onǝrmǫw (Eigenbilzen) Gedeelte van een tweedelige mouw dat zit aan de kant van het lichaam. Verschillende informanten noemen de ondermouw het onderste gedeelte van de mouw (L 282, Q 99*) of het gedeelte van de mouw onder de oksel (L 265, L 298a, L 299). Zie afb. 49. [N 62, 34c; MW] II-7
ondermouw [wld ii.7, p.84-85] ondermouw: onnermouw (Eigenbilzen) Hoe noemt U de ondermouw (oksel?). Wat bedoelt U daarmee? [N 62 (1973)] III-1-3
onderrok onderrok: onderrok (Eigenbilzen) onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)] III-1-3
onderste balken van de schelf balken: (enk)  balǝk (Eigenbilzen) De onderste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balken of boomstammetjes die op de gebintbalken rusten en naast elkaar gelegd de onderste laag van de schelf vormen. Zij zijn meestal rond. Zie ook het lemma "balken van de zolder boven de dorsvloer" (3.2.5). Zjidden is oorspronkelijk aan het Franse ''gîtes'' , dat in het volgend lemma in de term ''contre-gîtes'' voorkomt, ontleend, met herinterpretatie van de ''t'' tot een ''d'' vanuit het enkelvoud. Zie ook afbeelding 16.a bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1).' [N 4, 68; N 4A, 13a; monogr.] I-6
onderwijzer meester: mèèster (Eigenbilzen) onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1
onderwijzeres juffrouw: de juffrew (Eigenbilzen), schoolmeesteres: sjòòlmèèsteres (Eigenbilzen) een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)] III-3-1