18821 |
ongelukkige |
sukkelaar:
sukkelèèr (Q086p Eigenbilzen)
|
iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
bataklang:
bataclan (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen),
bul:
bul (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen),
ne bul (Q086p Eigenbilzen),
klats (water):
klìtsji (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen),
nest:
nis (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q086p Eigenbilzen)
|
boel [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)], [ZND 33 (1940)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23486 |
ongewijde aarde |
ongewijde grond:
ongewijde grond (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20452 |
onkuis |
heet:
heet (Q086p Eigenbilzen),
onkuis:
onkuis (Q086p Eigenbilzen)
|
onkuis, onzuiver, ontuchtig [N 96D (1989)] || onkuis; tot wellust neigend, onzedig [onkuis, wulps, ontuchtig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23974 |
onkuisaard |
hoerenbok:
hoerebok (Q086p Eigenbilzen),
onkuisaard:
onkuisaard (Q086p Eigenbilzen),
smeerlap:
smèèrlap (Q086p Eigenbilzen),
smérlap (Q086p Eigenbilzen)
|
Onkuisaard, viezerik op sexueel gebied [smeerlap, vieze beest, vieze fannie]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23973 |
onkuisheid |
onnuttigheids:
onnettighets (Q086p Eigenbilzen)
|
Onkuisheid, onzuiverheid, ontuchtigheid [beesterij, zwijnerij]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19267 |
onnozel persoon |
ezel:
(= ezel).
jèzel (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen),
kemel:
(= kameel).
kjèmel (Q086p Eigenbilzen),
onnozelaar:
(èè = scherpe open e van met).
onnézelèèr (Q086p Eigenbilzen)
|
een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || iemand die ontzettend dom is [nienop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
onneezel kinner (Q086p Eigenbilzen)
|
28 december, herinneringsdag van de kindermoord in Bethlehem, Onnozele Kinderen [Onnüezele Kinger, Allerkinderdag, der Kinderdag]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
groen:
grien (Q086p Eigenbilzen)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
grien (Q086p Eigenbilzen)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
I-7
|