18199 |
openbroek met linten |
snelzeiker:
Vrouwenonderbroek van vroeger.
snelzeeker (Q086p Eigenbilzen)
|
Vrouwenonderbroek [ook: slipje?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23457 |
opening in een galmgat |
galmkot:
galmkoet (Q086p Eigenbilzen),
galmkōēt (Q086p Eigenbilzen)
|
Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
opereren (Q086p Eigenbilzen),
operère (Q086p Eigenbilzen),
operère(n) (Q086p Eigenbilzen)
|
Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)] || Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22402 |
opgooien (tossen) |
tossen:
tosse (Q086p Eigenbilzen)
|
het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18218 |
ophanger |
lint:
lint (Q086p Eigenbilzen),
strop:
strèp (Q086p Eigenbilzen)
|
Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
19293 |
ophitsen |
opstoken:
opstēken (Q086p Eigenbilzen)
|
een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18811 |
opletten |
opletten:
opletten (Q086p Eigenbilzen)
|
aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19235 |
opnieuw beginnen |
opnieuw beginnen:
opnauw bəgennən (Q086p Eigenbilzen)
|
opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
32928 |
opper |
mijt:
mē.t (Q086p Eigenbilzen)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
17566 |
opperhuid |
vel:
vel (Q086p Eigenbilzen)
|
opperhuid [N 10 (1961)]
III-1-1
|