e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rafelen rafelen: ruffele (Eigenbilzen), ruffele(n) (Eigenbilzen), rettelen: rettele (Eigenbilzen), uitrafelen: ootruffele (Eigenbilzen), ootruffelen (Eigenbilzen), uitruffelen: ōtrøfǝlǝ (Eigenbilzen) aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || Hoe zegt U: de stof zal rafelen? [N 62 (1973)] || Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3
raglanmouw raglanmouw: raglanmouw (Eigenbilzen) Mouw die niet op de gewone wijze is ingezet in het armsgat maar een geheel vormt met de rest van het kledingstuk. [N 62, 34b] II-7
rails rails (<eng.): reels (Eigenbilzen), rels (Eigenbilzen), spoor: (= spoor).  spwur (Eigenbilzen) de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] || rails [ZND 41 (1943)] III-3-1
rakelijzer rakelijzer: rōkǝlīzǝr (Eigenbilzen), vuurhaak: vīrhǭk (Eigenbilzen) IJzeren staaf met een recht of gebogen uiteinde, waarmee de smid de omvang van het vuur regelt en sintels uit het vuur verwijdert. Zie ook afb. 11 en het lemma "rakelijzer" in Wld II.8, pag. 21. Het betreft daar een vergelijkbaar voorwerp dat door de pottenbakker wordt gebruikt. Zie voor het woordtype stochelijzer (Q 121, 121b) ook RhWb (VIII), kol. 720, s.v. ɛstochelnɛ, ɛstöchelnɛ, "das Feuer, den Ofen (...) schüren mit dem Schürhaken".' [N 33, 31; N 33, 32] II-11
ramen lappen vensters wassen: vinsters wasse (Eigenbilzen) Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)] III-2-1
rammelaar rammelaar: rammeleer (Eigenbilzen), rammelêr (Eigenbilzen), rammeldoos: rammeldoos (Eigenbilzen) het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] III-3-2
rammelen rammelen: rammelen (Eigenbilzen) een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)] III-4-4
rammenas rammenas: ramenas (Eigenbilzen) [ZND 41 (1943)] I-7
ransuil katuil: katijl (Eigenbilzen) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig garstig: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gassətig (Eigenbilzen) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3