18168 |
rafelen |
rafelen:
ruffele (Q086p Eigenbilzen),
ruffele(n) (Q086p Eigenbilzen),
rettelen:
rettele (Q086p Eigenbilzen),
uitrafelen:
ootruffele (Q086p Eigenbilzen),
ootruffelen (Q086p Eigenbilzen),
uitruffelen:
ōtrøfǝlǝ (Q086p Eigenbilzen)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || Hoe zegt U: de stof zal rafelen? [N 62 (1973)] || Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
29062 |
raglanmouw |
raglanmouw:
raglanmouw (Q086p Eigenbilzen)
|
Mouw die niet op de gewone wijze is ingezet in het armsgat maar een geheel vormt met de rest van het kledingstuk. [N 62, 34b]
II-7
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
reels (Q086p Eigenbilzen),
rels (Q086p Eigenbilzen),
spoor:
(= spoor).
spwur (Q086p Eigenbilzen)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)] || rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
29548 |
rakelijzer |
rakelijzer:
rōkǝlīzǝr (Q086p Eigenbilzen),
vuurhaak:
vīrhǭk (Q086p Eigenbilzen)
|
IJzeren staaf met een recht of gebogen uiteinde, waarmee de smid de omvang van het vuur regelt en sintels uit het vuur verwijdert. Zie ook afb. 11 en het lemma "rakelijzer" in Wld II.8, pag. 21. Het betreft daar een vergelijkbaar voorwerp dat door de pottenbakker wordt gebruikt. Zie voor het woordtype stochelijzer (Q 121, 121b) ook RhWb (VIII), kol. 720, s.v. ɛstochelnɛ, ɛstöchelnɛ, "das Feuer, den Ofen (...) schüren mit dem Schürhaken".' [N 33, 31; N 33, 32]
II-11
|
19433 |
ramen lappen |
vensters wassen:
vinsters wasse (Q086p Eigenbilzen)
|
Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammeleer (Q086p Eigenbilzen),
rammelêr (Q086p Eigenbilzen),
rammeldoos:
rammeldoos (Q086p Eigenbilzen)
|
het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] || Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammelen (Q086p Eigenbilzen)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
ramenas (Q086p Eigenbilzen)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
24229 |
ransuil |
katuil:
katijl (Q086p Eigenbilzen)
|
uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20515 |
ranzig |
garstig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gassətig (Q086p Eigenbilzen)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|