e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rasp rasp: rasp (Eigenbilzen) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] II-11
ratel van witte donderdag ratel: de raatel (Eigenbilzen), de roatel (Eigenbilzen) De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)] III-3-3
ratelboor, krekelboor handboormachine: hant˱bǭrmǝšin (Eigenbilzen) Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.] II-11
rauw rauw: ro vlèsch (Eigenbilzen) Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] III-2-3
ravotten kwikkelen: kwikkelen (Eigenbilzen), spelen: of speelen? moeilijk leesbaar  spjellen (Eigenbilzen) Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
razen en tieren opspelen: (u is meer doffe e {\\}).  opspjulle (Eigenbilzen), tekeergaan: te keer gwèn (Eigenbilzen) luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] III-1-4
razend van woede gift: gif (Eigenbilzen) razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)] III-1-4
recht vooruitstoten met de armen stoten: stote (Eigenbilzen) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2
rechte, vormeloze benen stelten: stelte (Eigenbilzen) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtsachter rechtse back (eng.): rechse bak (Eigenbilzen) Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)] III-3-2