e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode kool rood moes: rood moes (Eigenbilzen), roodmees (Eigenbilzen) rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [ZND 34 (1940)] I-7, III-2-3
roede, maat van 14 m2 roede: reuj (Eigenbilzen) de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)] III-4-4
roek kraai: krè (Eigenbilzen) roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)] III-4-1
roep- en lokwoord voor de eend wiele, wiele: wilǝ, wilǝ (Eigenbilzen), wieletje, wieletje: wilǝkǝ, wilǝkǝ (Eigenbilzen) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de gans kwak, kwak, kwak: kwak, kwak, kwak (Eigenbilzen) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12
roep- en lokwoord voor de kip pik, pik, pik: pek, pek, pek (Eigenbilzen) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken kloek, kloek, kloek: kluk, kluk, kluk (Eigenbilzen), tietetje, tietetje, tietetje: titǝkǝ, titǝkǝ, titǝkǝ (Eigenbilzen) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roepen keken: kèken (Eigenbilzen), roepen: ruppen (Eigenbilzen) op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] III-3-1
roeping roeping: rupping (Eigenbilzen, ... ) Roeping. [N 96D (1989)] III-3-3
roerdomp roerdomp: roerdomp (Eigenbilzen) roerdomp (76 bruingestreepte, geheimzinnige rietvogel die in het voorjaar een ver hoorbaar geluid laat horen [ehh-hóémmmmm], lijkend op loeien van een koe of geluid van een misthoorn; er is nog een kleine soort die blaft als een hondje [N 09 (1961)] III-4-1