21484 |
werk (zn.) |
werk:
werk (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25569 |
werkbank |
werktafel:
węrǝktǭfǝl (Q086p Eigenbilzen)
|
De houten of metalen bank waarop de smid, loodgieter en koperslager het metaal kunnen bewerken. Vaak zijn er in het werkblad gaten aangebracht waarin tassen, staken etc. kunnen worden gestoken. De woordtypen schroefbank (L 290, 291, P 176b, Q 88) en vijsbank (P 47) duiden op een werkbank waarop een bankschroef is aangebracht. [N 33, 279; N 64, 30a; N 66, 11a]
II-11
|
21486 |
werkdag |
werkdag:
swerdəsə klēͅr (Q086p Eigenbilzen)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-3-1
|
19132 |
werken |
werken:
wirəkə (Q086p Eigenbilzen),
wèrken (Q086p Eigenbilzen, ...
Q086p Eigenbilzen)
|
arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || werken [RND]
III-3-1
|
18574 |
werkkleren |
oude kleren:
a klèèr (Q086p Eigenbilzen),
a kléér (Q086p Eigenbilzen),
werkkleren:
werkklèèr (Q086p Eigenbilzen),
wèrkkléér (Q086p Eigenbilzen)
|
De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)] || Werkkleren. De kleren die men draagt als men klusjes doet. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18915 |
werklustig |
moedig:
moedig aan t werk (Q086p Eigenbilzen)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig aan het werk, hij is niet bang voor zijn moeite. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
18305 |
werkschoen |
akkerschoen:
akkersjoen (Q086p Eigenbilzen)
|
ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24330 |
werpen van jongen |
baggelen:
voor zwijnen
baggelen (Q086p Eigenbilzen),
jongelen:
voor kleine dieren, b.v. katten, konijnen
jingelen (Q086p Eigenbilzen),
kalven:
koe
kaven (Q086p Eigenbilzen),
veulen:
paard
vjeulen (Q086p Eigenbilzen)
|
Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
25135 |
wervelwind |
houwvrouw:
het eerste gedeelte staat misschien in verband met slaan; het tweede =vrouw, dus iets als slaande vrouw; of dit iets te maken heeft met heksen kon niet achterhaald worden
heuwvrew (Q086p Eigenbilzen)
|
Wervelwind. Hoe noemt men een ronddraaiende wind, die stof en zand van de grond doet opwervelen of water als een zuil omhoogzuigt ? (Nederl. wervelwind, in heviger vorm wel cycloon. N.B. Het Zeeuws-vlaamse nikkelstaart, het Drentse nokstaart, enz. doen ve [ZND 49 (1958)]
III-4-4
|
24399 |
wesp |
wesp:
wesp (Q086p Eigenbilzen)
|
wesp [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|