e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borstkas borst: bwos (Eigenbilzen), ich hab ənə ka op de broos (Eigenbilzen) Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1
borstrok gestrikt ondergoed: gestrik ondergoed (Eigenbilzen), onderlijfje: onərleifkə (Eigenbilzen) borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)] III-1-3
borstrok (voor mannen) onderlijf: mansonərlēf (Eigenbilzen) borstrok voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
borstrok (voor vrouwen) onderlijf: vreleionərlēf (Eigenbilzen) borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
borstspeld kopspang: koͅpspang (Eigenbilzen) speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)] III-1-3
borststuk van een schort boezem: boezem (Eigenbilzen) borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)] III-1-3
borstvliesontsteking fleuris: fleuris (Eigenbilzen) Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)] III-1-2
borstzak(je) maaltje: mēͅlkə (Eigenbilzen) pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)] III-1-3
bos bos: bos (Eigenbilzen), bǫs (Eigenbilzen) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bos groente bussel: bessel (Eigenbilzen), bèssel (Eigenbilzen) [ZND 22 (1936)]Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] I-7