e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braambessen bramelen: bru̯amǝlǝ (Eigenbilzen) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper braamkeets: breemkè:ts (Eigenbilzen) braamsluiper (13 grauwbruin; graag in doornheggen; maakt doorzichtig sprietjesnest; zang begint met heel zacht muizegepiep en eindigt luider [juul-juul-juul-juul] [N 09 (1961)] III-4-1
braamstruik bramelen: brəmmələn (Eigenbilzen), #NAME?  brummel (Eigenbilzen), bramen: breem (Eigenbilzen), mv. = meest gebruikt  bremen (Eigenbilzen) braam (struik) [ZND 32 (1939)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braden braden: vlēs bro͂jən (Eigenbilzen) vlees braden en vlees bakken [ZND 22 (1936)] III-2-3
braken kalven: Alleen gebruikt voor overgeven nadat men te veel heeft gedronken.  kave (Eigenbilzen), kotsen: kotsən (Eigenbilzen), Zgn. onbeleefde uitdr.  kotse (Eigenbilzen), overgeven: jêvərgêvən (Eigenbilzen), spijen: Zgn. beleefde uitdr.  spije (Eigenbilzen) geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
branden branden: bjanən (Eigenbilzen) branden [ZND 01 (1922)] III-2-1
brandhout brandhout: brandhoot (Eigenbilzen), branthōͅt (Eigenbilzen, ... ), kleinhout: kleinhoot (Eigenbilzen), spaken: spōͅkən (Eigenbilzen, ... ), vinkelhout: vonkelhoot (Eigenbilzen), vonkelhout: voͅŋkəlhōͅt (Eigenbilzen, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 22 (1936)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] I-7, III-2-1
brandkast in de sacristie brandkast: brandkas (Eigenbilzen), coffre-fort (fr.): coffrefort (Eigenbilzen) De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3
brandmuur rug: rɛx (Eigenbilzen) De muur in de smidshaard waartegen het smidsbed is aangebracht. Bij ouderwetse smidsvuurhaarden, waarbij de luchtstroom aan de zijkant van het smidsvuur werd toegevoerd, liep de blaasbalgpijp uit in een verbreed uiteinde dat één geheel uitmaakte met een dikke ijzeren plaat, het oogijzer. Deze plaat was met ijzeren bouten aan de brandmuur verankerd. Zie ook het lemma "brandmuur" in Wld I.6, pag. 29-30. [N 33, 25] II-11
brandmuur tussen woonhuis en stal brandgevel: brānt˲gīvǝl (Eigenbilzen), brandmuur: brantmūr (Eigenbilzen) De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b] I-6