17771 |
been |
been:
bēēn (Q198p Eijsden)
|
been [SGV (1914)]
III-1-1
|
18536 |
bef |
bef:
bef (Q198p Eijsden)
|
een bef [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18997 |
begerig |
begerig:
begēērig (Q198p Eijsden)
|
begeerig [SGV (1914)]
III-1-4
|
25559 |
beginnen te rijzen |
gaan:
gūǝn (Q198p Eijsden),
opgaan:
opgūǝn (Q198p Eijsden)
|
De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.]
II-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begreffenis (Q198p Eijsden)
|
begrafenis [SGV (1914)]
III-2-2
|
18798 |
begrip, besef |
benul:
benul (Q198p Eijsden),
besef:
besef (Q198p Eijsden)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)]
III-1-4
|
28924 |
beitelblok |
lood:
lut (Q198p Eijsden)
|
Stuk lood dat men onder het met de knoopsgatenbeitel uit te ponsen knoopsgat legt. De informanten van L 417, Q 7, Q 88 en Q 99 geven aan dit beiteltje nooit gebruikt te hebben. De informanten van K 361 en Q 121c namen hiervoor een stuk karton, eventueel met een blaadje lood op de helft bevestigd (Q 121c). De informant van Q 95 zegt dat de kleermakers vaker een eikehouten blok als lood gebruikten. De informant van Q 83 maakte van hennep of binnenwerk een onderlegger. Een andere informant van Q 83 hanteerde een ø̄brikjeø̄, vroeger gemaakt van aardewerk, nu van kunststof. De informant van L 265 gebruikte geen beitel maar de knoopsgatenschaar. [N 59, 29b]
II-7
|
24301 |
bek |
muil:
mojl (Q198p Eijsden)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
30041 |
bekisting |
bekisting:
bǝkešteŋ (Q198p Eijsden)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!
bekusjtige (Q198p Eijsden)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|