e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lastig (werken) lastig: leschtig (Eijsden) lastig [SGV (1914)] III-1-4
laten laten: laote (Eijsden) laten [SGV (1914)] III-1-2
laten afkoelen lochten: lǫxtǝ (Eijsden) De zakken meel wegzetten om ze te laten afkoelen. [N O, 38f] II-3
lawaai maken leven maken: lĕĭve maoke (Eijsden) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4
lawaai, herrie leven: lĕĭve (Eijsden) lawaai [SGV (1914)] III-4-4
lederen pantoffel pantoffel: pantoeffels (Eijsden) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeg, gezegd van een noot doof: ideosyncr.  dowf (Eijsden, ... ), leeg: ideosyncr.  lèg (Eijsden, ... ) leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
leeglopen leeglopen: lęjxlōpǝ (Eijsden) Het over elkaar gaan van de molenstenen zonder graan. De stenen kunnen dan sneller gaan draaien waardoor het gevaar ontstaat dat de molen heet loopt. [N O, 34o; Vds 116; Jan 260; Coe 142; Grof 167; N O, 36e] II-3
leegloper leegloper: lègluiper (Eijsden) leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leerlooier looier: lȳjǝr (Eijsden) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10