29090 |
nestelgaatje (bij knoopsgat) |
rondje:
røndǝkǝ (Q198p Eijsden)
|
Het peervormige gaatje aan de voorkant van een knoopsgat. [N 59, 140]
II-7
|
24217 |
nestkastje |
vogelhuisje:
voegelhuiske (Q198p Eijsden)
|
vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)]
III-4-1
|
25594 |
netborstel |
netborstel:
netbȳǝštǝl (Q198p Eijsden)
|
Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.]
II-1
|
25595 |
netvloeistof |
water:
wǭǝtǝr (Q198p Eijsden)
|
Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
17608 |
neus |
neus:
naos (Q198p Eijsden),
noas (Q198p Eijsden)
|
neus [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17609 |
neus (spotnamen) |
gevel:
gievel (Q198p Eijsden),
trechter:
trêchter (Q198p Eijsden),
tuitel:
teutel (Q198p Eijsden)
|
neus [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
naas:
naos (Q198p Eijsden)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20482 |
nicht |
nice-je:
neen
nisje (Q198p Eijsden)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34265 |
nieren |
nieren:
nērǝ (Q198p Eijsden)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
24716 |
niet gedijen |
slecht groeien:
ideosyncr.
schlech greuen (Q198p Eijsden),
schlecht greuen (Q198p Eijsden)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|