e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaatsen schaatsen: sjaatse (Eijsden, ... ) Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] III-3-2
schaden (ww.) schaden: schoaje (Eijsden) schaden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
schaduw, lommer lommer: loer (Eijsden), lôêr (Eijsden) schaduw [SGV (1914)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schaften noentijd houden: noontied hauwe (Eijsden), schoften: sjoefte (Eijsden) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] || schaften [SGV (1914)] III-3-1
schafttijd noentijd: noontied (Eijsden), noəntit (Eijsden) schafttijd [RND], [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: schan (Eijsden) schande [SGV (1914)] III-3-3
schaterlachen schateren van het lachen: sjäöre vaan ⁄t laache (Eijsden) scheuren, in de betekenis van schaterlachen; betekenis/uitspraak [N 38 (1971)] III-1-4
scheen scheen: schĕn (Eijsden), šain (Eijsden) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
scheerapparaat scheergetuwel: sjeèrgetuwel (Eijsden, ... ) Electrisch scheerapparaat [DC 64 (1989)] || Ik scheer me niet meer nat, ik neem liever ... (het electrisch scheerapparaat). [DC 64 (1989)] III-1-3
scheiplank schuif: šø̜.jf (Eijsden) Het plankje dat in de meelbak geplaatst wordt om het meel op te houden wanneer van zak verwisseld wordt. In sommige molens is aan de scheiplank een stok bevestigd die tot op de steenzolder reikt, zodat de molenaar vandaaruit kan scheiden. Zie ook afb. 83 en 84. [N O, 24d; A 42A, 42; Vds 165; Jan 171; Coe 156; Grof 187] II-3