e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weerlichten weerlichten: wéérleechte (Eijsden) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: waerleech (Eijsden), wéérleegt (Eijsden) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wĕr (Eijsden) weer [SGV (1914)] III-4-4
weerwolf weerwolf: wĕrwouf (Eijsden) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
wees wees: wēīs (Eijsden) wees [SGV (1914)] III-2-2
weg weg: weəx (Eijsden) weg [RND] III-3-1
wegsnijden de inleg wegsnijden: dǝ inlęk węxšni-jǝ (Eijsden) Wegsnijden van de naadinleg, kanten afdunnen. [N 59, 117b] II-7
wei wei: wāi̯ (Eijsden), wē̜i̯ (Eijsden), węi̯ (Eijsden, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weiland in het algemeen waas: wǭs (Eijsden), wei: węi̯ (Eijsden), (mv)  węi̯ǝ (Eijsden) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
welig groeiend fors: ideosyncr.  te forsch greuen (Eijsden), gelps: ideosyncr.  gelpsch (Eijsden), gelpsj (Eijsden, ... ) Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)] || In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] III-4-3