e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eijsden

Overzicht

Gevonden: 2926
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huid vel: vêl (Eijsden) huid [DC 01 (1931)] III-1-1
huidschilfers schilfers: schälver (Eijsden) schilfer [SGV (1914)] III-1-2
huif van de huifkar huif: hǫu̯f (Eijsden) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hǫu̯fkār (Eijsden) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen, schreien krijten: kriete (Eijsden) schreien [SGV (1914)] III-1-4
huisjesslak karakol: In t turks is: karakol = politiebureau  karrekol (Eijsden) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] III-4-2
huismus, mus mus: mösch (Eijsden, ... ), mv.  musje (Eijsden) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || mus || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Eijsden), vlieg: vleeg (Eijsden) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] III-4-2
huisweide bleek: blēͅk (Eijsden), huiswei: hūs[wei} (Eijsden) I-7
huiveren schuiveren: schøvere (Eijsden) huiveren [SGV (1914)] III-1-2