e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlaaienvulling spijs: Vlaaj met appelespies Een goede vlaai was een Weerter vlaai; deze kenmerkte zich door een tegenstelling tussen bodem en beleg (hard-zacht of zacht-hard) of een tegenstelling in de "spies"zure morellen- of abrikozenpulp met een mengsel van boter en suiker erop: "kreumelevlaaj  spies (Eind) vlaaibeleg III-2-3
vlaamse gaai markolf: mê’rrekof (Eind) vlaamse gaai III-4-1
vlam vlam: vlam (Eind) vlam III-2-1
vlas braken braken: brākǝ (Eind) Het pletten van de vlasstelen, om de houtachtige delen te verwijderen. [monogr.; add. uit N 48, 16a] I-5
vlasbraak braak: brāk (Eind) Toestel om vlasstengels te pletten. De zwing is een langwerpige afgeronde plank met een handvat om de "scheven" (vergelijk het lemma Hede-, Vlas- of Hennepafval) van het vlas los te slaan. [monogr.; add. uit N 48, 16b] I-5
vlasrepel reep: rē̜p (Eind) Kam gebruikt bij het repelen. I-5
vlechttwijgen tuingeerdjes: tūngęrtjǝs (Eind) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vleermuis vlaarmuis: flarmoês (Eind) vleermuis III-4-2
vleesmade, larve van de bromvlieg made: maaj (Eind) made, worm III-4-2
vleiwoord tot de zogende zeug kuus, kuus, kuus: kus, kus, kus (Eind) Een vleiwoord roepen tot de zogende zeug om deze gerust te stellen. In plaats van roepen kan men strelen, met de emmer rammelen, de zeug krabben, klakkende of smakkende geluiden maken met de tong. [N 19, 11c] I-12