e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broek: algemeen boks: bóks (Eind) broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3
broekkettingen kettingen: kęteŋǝn (Eind) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras broek: broôk (Eind), moer: (meervoud: moore).  moor (Eind), moest: moeëst (Eind), tus: (zo wordt het ook genoemd).  tis (Eind), zomp: zômp (Eind) moerasland, drassig land || moerassig land || moerassige grond, verende grond in een stuk weiland III-4-4
broekspijp boksenpijp: bóksepiepe (Eind), pijp: piepe (Eind) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenriem: bóksereem (Eind), riem: reem (Eind) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak achter achtertas: achtertes (Eind), kontentas: kóntetes (Eind), vottentas: vòttetes (Eind) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij tas: tès (Eind) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: broor (Eind) broer III-2-2
bronstig breustig: brø̄stex (Eind), staan (ww.): (het varken) stęi̯t (Eind) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
broodje kadetje: kedet’je (Eind), pistolet: Fr. pistolet Verklw. pisteleeke  pistelee (Eind), schietspoel: Verklw. scheetspeulke  scheetspool (Eind) broodje || klein broodje met deuk || langwerpig broodje III-2-3