e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dinsdag dinsdag: (meervoud: dieënsdige).  dieënsdig (Eind), (meervoud: dieënzige).  dieënzig (Eind), BNO.  deenzig (Eind), deênsdig (Eind) dinsdag III-4-4
dode dode: doeëje (Eind), lijk: liêk (Eind) dode III-2-2
doen doen: dôon (Eind) doen III-1-4
dom stom: stóm (Eind) dom III-1-4
domme man achterover: achteroeëver (Eind), klotskop: klotskop (Eind), lomperik: loómperik (Eind), stomme achterover: stómmen achteroeëver (Eind), stommerik: stómmerik (Eind) dom persoon || dommerik (fig.) || stommeling, domoor || stommerd III-1-4
domme vrouw dreet: dreêt (Eind) domme vrouw III-1-4
donderbeestje donderbeestje: dônderbieësje (Eind), knozeltje: knuûzelke (Eind) donderbeestje || onweersbeestje III-4-2
donderen onweren: onwéére (Eind), rommelen: rommele (Eind) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: dónderkoppe (Eind) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dônder (Eind), onweer: onwéér (Eind) donder [N 22 (1963)] || donder, onweer III-4-4