21273 |
meester |
meester:
meister (L430p Einighausen)
|
meester [SGV (1914)]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māt (L430p Einighausen)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
doorn:
dööre (L430p Einighausen),
meidoorn:
-
meidoare (L430p Einighausen)
|
haagdoorn [SGV (1914)] || meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
kleverd:
klèvert (L430p Einighausen),
klêvert (L430p Einighausen)
|
meikever [SGV (1914)] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
maidtje (L430p Einighausen),
mêdje (L430p Einighausen)
|
meisje [SGV (1914)] || meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
meidje:
maidtje (L430p Einighausen)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstaonde (L430p Einighausen),
meidje:
maidtje (L430p Einighausen)
|
Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18622 |
meisjesmuts met afhangende strook |
kapmuts:
kapmótsj (L430p Einighausen)
|
meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18637 |
meisjespantalon met kanten pijpen |
kanten boks:
kanjtje bôks (L430p Einighausen)
|
meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (L430p Einighausen)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|