18189 |
ouderwets |
naar de oude stijl:
noa d⁄n auwe sjtiel (L430p Einighausen),
ouderwets:
auwerwèts (L430p Einighausen)
|
ouderwets [SGV (1914)]
III-1-3
|
18589 |
overall |
overall (eng.):
euveral (L430p Einighausen)
|
overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33469 |
overdekte doorgang achter de dubbele toegangspoort |
onder de poort:
oŋǝr dǝ pǭrt (L430p Einighausen)
|
Achter de dubbele toegangspoort bevindt zich een ruimte, waarboven zich een dak of zolder bevindt. Deze ruimte geeft toegang tot een door woonhuis en bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 5A, 77c; N 5, 110; div.; monogr.]
I-6
|
34168 |
overdragen |
overgaan:
overgaan (L430p Einighausen)
|
Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44]
I-11
|
18695 |
overhemd |
hemd:
humme (L430p Einighausen)
|
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18553 |
overjas (alg.) |
mantel:
mèntjel (L430p Einighausen, ...
L430p Einighausen),
overjas:
euverjas (L430p Einighausen, ...
L430p Einighausen),
winterjas:
wèntjerjas (L430p Einighausen)
|
herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33471 |
overstekend dakgedeelte op de binnenplaats |
luifel:
lø̜i̯fǝl (L430p Einighausen)
|
Het overstekend dakgedeelte op de binnenplaats van een gesloten hoeve. Doorgaans bevindt zich onder dit afdak een verhoogd en met kiezelsteen belegd gangpad dat rond de gehele binnenplaats en met name rond de mestvaalt gaat. Sommige benamingen voor de oversteek komen overeen met die voor dit gangpad, nl. luif en sprong. Het gangpad wordt behandeld in de aflevering over het boerenerf; hier worden, als aanvulling op de opgaven die in dit lemma zijn verwerkt, de betreffende plaatsen vermeld: luif "gangpad" in L 317, 322, 326, 422, 423, 426, 0426, 429, 430, Q 7, 9, 11, 12, 14, 22, 32, 32a, 95a, 97, 98, 99*; sprong "gangpad" in L 331, P 48, 55, Q 14, 28, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 101, 111, 112, 112b, 113, 116, 117a, 119, 121, 178, 179, 192, 196, 196a, 204a, 211, 222. Sommige benamingen van de ''dakdrup'' (zie voor het betreffende lemma aflevering I.7, de paragraaf over het erf) zijn ook opgegeven als benaming voor het overstekend dakgedeelte als geheel; ze staan achterin het lemma bijeen. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 4A, 28; N 5A, 78b; monogr.]
I-6
|
19056 |
overtuigd |
overtuigd:
euvertūūgd (L430p Einighausen)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
euvertūūge (L430p Einighausen)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|
33742 |
paal van de weideafrastering |
paal:
pǭl (L430p Einighausen)
|
De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.]
I-8
|