24128 |
boomleeuwerik |
heileeuwerik:
heilēēwerik (L430p Einighausen)
|
Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24511 |
boomstronk |
vot:
vot (L430p Einighausen, ...
L430p Einighausen)
|
boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bōnǝ (L430p Einighausen),
bǫnǝ (L430p Einighausen),
boon:
bōn (L430p Einighausen)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
18698 |
boordenknoopje |
hemdsknoopje:
hummesknuipke (L430p Einighausen)
|
boordeknoopje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18863 |
boos |
kwaad:
koad (L430p Einighausen)
|
01; kwaad [SGV (1914)]
III-1-4
|
21302 |
borg |
borg:
börg (L430p Einighausen)
|
borg [SGV (1914)]
III-3-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫrs (L430p Einighausen)
|
Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31]
II-3
|
19497 |
borstel |
borstel:
beusjtel (L430p Einighausen),
borsteltje:
beušchjtelke (L430p Einighausen, ...
L430p Einighausen,
L430p Einighausen)
|
borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
børsj (L430p Einighausen)
|
borst(kas) [SGV (1914)]
III-1-1
|
18400 |
borstrok |
stoepje:
sjtupke (L430p Einighausen)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|