20432 |
doodskist |
kist:
kès (L430p Einighausen, ...
L430p Einighausen)
|
doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodsmantel:
doodsmantel (L430p Einighausen),
doodsmènjtjel (L430p Einighausen),
Rozenkrans in de biddend gevouwen handen.
doodsmantel (L430p Einighausen)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|
17787 |
doof |
doof:
douf (L430p Einighausen)
|
doof [SGV (1914)]
III-1-1
|
25123 |
dooien |
dooien:
(Betekent: het dooit).
(het) ⁄t doot (L430p Einighausen)
|
dooien [SGV (1914)]
III-4-4
|
23204 |
doop |
doop:
doup (L430p Einighausen)
|
doop [SGV (1914)]
III-3-3
|
20399 |
doopdekentje |
doopdekje:
doupdèkske (L430p Einighausen),
duipdêkske (L430p Einighausen)
|
doopmutsje [N 25 (1964)]
III-2-2
|
20397 |
doopjurkje |
doopkleedje:
doupklètje (L430p Einighausen),
duipklêtje (L430p Einighausen)
|
doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
23205 |
doopvont |
doopsteen:
doupsjtein (L430p Einighausen)
|
doopvont [SGV (1914)]
III-3-3
|
25059 |
door elkaar, verward |
dooreen:
doorein (L430p Einighausen)
|
dooreen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18671 |
doordeweekse kleren |
werkkleren:
wirkkleier (L430p Einighausen)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|