18233 |
horloge |
uur:
oer (L430p Einighausen)
|
horloge [SGV (1914)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
hompelaar:
hømpelêr (L430p Einighausen)
|
hompelvoet [SGV (1914)]
III-1-2
|
17812 |
houden |
houden:
haute (L430p Einighausen)
|
houden [SGV (1914)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
houden van:
haute van (L430p Einighausen)
|
liefhebben [SGV (1914)]
III-3-1
|
32766 |
houten eg |
houten [eg]:
hǫu̯tǝ [eg] (L430p Einighausen)
|
De oude drie- of vierhoekige eg met houten hoofd- en dwarsbalkjes, waarin houten, later ook ijzeren tanden zaten; zie afb. 51, 52, 53 en 54. Waar men een houten eg gebruikte als onkruideg en/of als zaadeg, is aangegeven in de desbetreffende lemmata. Hieronder is de vorm die de houten eg ter plaatse kon hebben, voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
18355 |
houten sandaal |
klompje:
klumpke (L430p Einighausen)
|
sandaal-achtig voetbekleedsel bestaande uit een houten zool en enkele riempjes over de voet [triep, klepper] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24329 |
houtworm |
houtworm:
idiosyncr. + soms fon. schrift Engels
hoitwôrrəmə (L430p Einighausen),
houtwormpje:
houtwurmke (L430p Einighausen)
|
houtworm [DC 23 (1953)] || wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19187 |
hovaardig |
groots:
greutsj (L430p Einighausen)
|
grootsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
17565 |
huid |
huid:
hoed (L430p Einighausen),
vel:
vel (L430p Einighausen)
|
huid [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18049 |
huidschilfers |
schelpen:
själp (L430p Einighausen)
|
schilfer [SGV (1914)]
III-1-2
|