e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heilige, zalige heilige: ⁄n eiligə (Eisden) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
heiligen, zaligen gelukzaligen: gelökzalige (Eisden), heiligen: heilige (Eisden) De zaligen, de heiligen in de hemel. [N 96D (1989)] III-3-3
heiligenbeeld heiligenbeeld: de hèllegebeelde (Eisden), hĕllegebeelde (Eisden) De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] III-3-3
heiligschenner heiligschender: heiligschenner (Eisden) Een heiligschenner, -schender. [N 96D (1989)] III-3-3
heiligschennis heiligschennis: heiligschennis (Eisden) Heiligschennis, heiligschending, heiligschenderij, sacrilegie. [N 96D (1989)] III-3-3
heizeis heizeissen: hęi̯zęi̯.sǝn (Eisden) Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis √©√©n handvat. [JG 1a, 1b] I-8
hek aan de ingang van een wei barrier: brē̜r (Eisden), veken: vē̜kǝ (Eisden) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
hel hel: hèl (Eisden) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
helling van een koollaag talud: talud (Eisden  [(Eisden)]   [Willem-Sophia]) De hoek die een koollaag maakt met het horizontale vlak. Deze hoek, de hellingshoek, kan 0 tot 90 graden bedragen. Naar gelang de hellingshoek onderscheidt men vlak liggende, halfsteile en steile lagen. Het overgrote deel der koollagen in Zuid-Limburg (Ned.) ligt onder een flauwe helling. Soms komen daar halfsteile en steile hellingen voor (Driessen, pag. 8). [N 95, 519; monogr.] II-5
hemd hemd: hømǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Eisden, Zwartberg]) Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.] II-5