e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honingpers honingpers: ō.nǝŋpē.s (Eisden) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofd kop: de oajers van z`ne kop (Eisden) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] III-1-1
hoofd ventilator grote ventilateur: grūtǝ vɛntilatø̄r (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]) De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.] II-5
hoofdaltaar groot altaar: de groeëten altaar (Eisden), hoofdaltaar: hoofdaltaar (Eisden), t hoofdaltaar (Eisden), hoogkoor: hoeëgkoeër (Eisden) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofddoek kopplag: kopplak (Eisden), kǫplak (Eisden), plaggetje: pleͅkskə (Eisden) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || Hoofddoek (fr. fichu). [ZND 05 (1924)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] I-4, III-1-3
hoofdkaas geperste kop: gəpē.rsdə kop (Eisden), hoofdvlees: øͅytfleͅi.s (Eisden), kipkap: kepkáp (Eisden), preskop: prɛskop (Eisden) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen begijnenkap: bəgīnəkap (Eisden) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdkussen kussen: køsə (Eisden), køͅsə (Eisden) hoofdkussen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdluis luis: lūs (Eisden, ... ), lys (Eisden) hoofdluis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
hoofdpijn koppijn: koppien (Eisden, ... ) Hoofdpijn. Ik heb hoofdpijn. [Lk 05 (1955)] || ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2