e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitgeteld zijn uitgeteld zijn: (de koe is) ūtgǝtēlt (Eisden) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitglijden uitschampen: oetsjampen (Eisden) uitglijden [ZND 24 (1937)] III-1-2
uithalen van de doorslagsteken uittrekken: ūttrękǝ (Eisden) Het verwijderen van de doorslagsteken. [N 59, 51b] II-7
uitkomen uitkomen: ū.tko.mǝ (Eisden), uitspringen: ū.tspreŋǝ (Eisden) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitkomen van de eieren uitkomen: -e͂tkôômen (Eisden) Hoe heet verder: uitkomen van de eieren? [N 93 (1983)] III-3-2
uitleggen (zoom) uitlaten: ūtlǭtǝ (Eisden), uitleggen: ūtlęgǝ (Eisden) Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW] II-7
uitmaken wie mag beginnen aftellen: wĕr zøllə ṇrs aftɛllə (Eisden), kazelen: [sic]  w`r zullen iès kazele (Eisden) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitneembaar frontje plastron (fr.): plastroͅn (Eisden) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitschelden schelden: sjejjə (Eisden), uitschijten: oetsjietə (Eisden) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)], [ZND 34 (1940)] III-3-1
uitspannen uitspannen: ū.tspanǝ (Eisden) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10