18230 |
klomp |
klomp:
kloo-ump (Q007p Eisden),
kloͅmp (Q007p Eisden),
klǫmp (Q007p Eisden)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|
23281 |
klooster |
klooster:
streng kloester (Q007p Eisden)
|
Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
23280 |
kloosterorde |
orde:
`n strang ordə (Q007p Eisden)
|
Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
19469 |
kluit |
kluit:
kluutə (Q007p Eisden),
bollen gemaakt van een mengsel van kolengruis en leem, gebr. als brandstof in de kachel
kly(3)̄t (Q007p Eisden)
|
bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] || kluit, steenkoolbriket [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
33675 |
kluit aarde |
klot:
klǫt (Q007p Eisden),
schol:
sxǫl (Q007p Eisden)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
23223 |
kluizenaar |
kluizenaar:
kloezenèèr (Q007p Eisden)
|
Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24095 |
kluizenaarswoning |
kluizenaarshuis:
kloezenèèrshoeës (Q007p Eisden),
kluizenaarshuisje:
kloezenèèrshuuske (Q007p Eisden)
|
De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34256 |
kneden |
kneden:
knēi̯ǝn (Q007p Eisden)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|
17921 |
knellen |
pitsen:
pisje (Q007p Eisden),
pitẓə (Q007p Eisden)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18174 |
knellen, gezegd van schoenen |
pitsen:
pisje (Q007p Eisden),
pitẓə (Q007p Eisden)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|