20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kármə’nāiə (Q007p Eisden),
kotelet:
koͅrtəleͅtə (Q007p Eisden)
|
karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18195 |
kous: algemeen |
hoos:
[k?]
haos (Q007p Eisden),
lange kous
hous (Q007p Eisden),
n kousen]:
hoəs (Q007p Eisden)
|
kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18179 |
kousenband |
bindel:
benjəls (Q007p Eisden),
bingel (Q007p Eisden)
|
kousenband [ZND 01u (1924)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kǫu̯.tǝr (Q007p Eisden),
kouteren:
kǫu̯.tǝrǝ (Q007p Eisden)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
18205 |
kraag |
col (fr.):
kol (Q007p Eisden),
kol:
kǫl (Q007p Eisden),
kraag:
kra.g (Q007p Eisden),
kraag (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
krāx (Q007p Eisden)
|
Deel van een kledingstuk. De omgevouwen of opstaande rand langs de halsopening van een jas, japon, overhemd enz. [N 62, 31c; MW; monogr.] || Hoe noemt U: de kraag [N 62 (1973)] || kraag [ZND 28 (1938)]
II-7, III-1-3
|
18678 |
kraag van een kraagmantel |
pelerinetje (<fr.):
peͅlərinəkə (Q007p Eisden)
|
kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18271 |
kraagmantel |
pelerine (<fr.):
perlien (Q007p Eisden)
|
een ouderwetse kraagmantel (pellerine?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
29061 |
kraagpunt |
haak:
hǭk (Q007p Eisden)
|
Het spits toelopende uiterste deel van de legger van de kraag aan de schouderzijden, haaks op de revers. [N 59, 122b]
II-7
|
28332 |
kraagschroef |
tire-fond:
tire-fond (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Grote houtschroef waarvan het bovengedeelte de railvoet op de dwarsligger houdt. Het woordtype "telefoonbout" uit Q 113 en Q 121b voor respektievelijk de mijnen Emma en Willem-Sophia is een volksetymologische verbastering van "tire-fondbout". [N 95, 712; Vwo 453; Vwo 784]
II-5
|
17562 |
kraakbeen |
kraakbeen:
kraakbijn (Q007p Eisden)
|
kraakbeen (zacht been; Fr. cartillage) [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|