22150 |
lange voorzijde van de mand |
voorkant:
vôêrkant (Q007p Eisden)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: lange voorzijde van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21977 |
langeafstandsvlucht |
fond:
fôônd (Q007p Eisden)
|
lange afstandsvlucht (300 km of meer)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17809 |
langen |
langen:
Geven, overreiken.
langə (Q007p Eisden)
|
Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
27909 |
langskap |
béle filière:
bēl felję̄r (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Kap die geplaatst wordt in de lengterichting van een pijler of mijngang. [monogr.; N 95, 303; Vwo 103; Vwo 104; Vwo 469; Vwo 470]
II-5
|
33323 |
langwerpige hoeve |
langhuis:
laŋkhūs (Q007p Eisden),
omloper:
ømlø̜i̯pǝr (Q007p Eisden)
|
Het boerderijtype waarbij het bouwwerk één geheel vormt; woonhuis, stallen en schuur zijn achter elkaar geplaatst onder één langwerpig dak. Navraag naar verschil in boerderijbenaming, wanneer de grote deeldeuren in de korte of achtergevel dan wel in de lange zijgevel zijn geplaatst, leverde slechts in drie plaatsen een positief antwoord op. Zie onder de typen gevelhuis en schuurhuis. Waar de opgave identiek is met de naam voor de boerderij in het algemeen (zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1), ook voor de fonetische documentatie van deze opgaven), is doorgaans aangegeven dat dit het enig voorkomende type is en derhalve geen specifieke naam heeft. De betreffende opgaven zijn wel bij de lemmata 1.2.1 - 1.2.6 opgenomen en staan telkens vooraan in het lemma. Bij het type langhuis is niet goed uit te maken of het om een woordgroep dan wel om een samenstelling gaat. Slechts een enkele keer is het woordaccent aangegeven; dan staat het op de eerste lettergreep. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 2. [N 4A, 1a en 2a]
I-6
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strī.p (Q007p Eisden)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
dat geit langsəm (Q007p Eisden)
|
Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lamptaarn:
lampteer (Q007p Eisden)
|
lantaarn [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
lap:
ne lap (kleijer)stôf (Q007p Eisden)
|
Hoe noemt U: een lap stof [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18346 |
lap op een schoen |
huif:
hof (Q007p Eisden)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|